Liturgie van het Woord van 2e zondag van de Advent, jaar C zo 08-12-2024
eerste lezing: Bar 5, 1-9
God toont zijn glorie in u.
Uit de Profeet Baruch.
Jeruzalem, leg uw kleed van rouw en ellende af; en bekleed u voor immer met Gods heerlijke schoonheid.
Sla uw mantel van Gods gerechtigheid om, zet op uw hoofd de schitterende kroon van de Eeuwige.
Want God wil uw luister laten zien overal op aarde.
Voor eeuwig geeft God u de naam: “Vrede door gerechtigheid” en “Glorie door vroomheid.”
Op, Jeruzalem, ga op de hoogte staan en kijk uit naar het oosten: daar zijn uw kinderen weer samen op het woord van de Heilige, van zonsopgang tot zonsondergang.
Zij zijn blij nu God weer aan hen denkt. Te voet gingen zij van u heen,weggesleept door de vijand,
maar eervol brengt God hen terug, gedragen als op een koningstroon.God beval alle hoge bergen en eeuwige heuvels te slechten en de dalen op te vullen, zodat het hele land een effen vlakte wordt en Israël veilig optrekt onder de glorie van God. Ook de bossen en alle geurige bomengeven de schaduw aan Israël op Gods bevel.
Want God leidt het jubelende Israël in zijn heerlijk licht;
met zijn barmhartigheid zal Hij hen omgeven én met zijn gerechtigheid.
– Woord van de Heer. – Wij danken God.
tussenzang: Ps 126 (125) 1-2ab, 2cd-3, 4-5, 6
Refrein:
Geweldig was het wat de Heer ons deed,
daarom zijn wij zo blij.
De Heer bracht Sions ballingen terug:
het was alsof wij droomden.
Toen lachten alle monden
en juichte elke tong.
Toen zei men bij de volken:
geweldig is het wat de Heer hen deed.
Geweldig was het wat de Heer ons deed,
daarom zijn wij zo blij.
Keer nu ons lot ten goede, Heer,
zoals een beek doet in de Zuid-woestijn.
Die onder tranen zaaien,
zij oogsten met gejuich.
Vol zorgen gaan zij uit
met zaaizakken beladen,
maar keren zingend weer,
beladen met hun schoven.
tweede lezing: Fil 1, 3-6.8-11
Gij zult op de dag van Christus ongerept en onberispelijk
zijn.
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Filippi.
Broeders en zusters, ik dank mijn God telkens als ik u gedenk, altijd, bij al mijn gebeden voor u allen.
En ik verricht mijn gebed met blijdschap, omdat gij van de eerste dag tot nu toe uw deel hebt bijgedragen tot de prediking van het evangelie.Ik ben er zeker van, dat Hij, die het goede werk in u begonnen is, het zal voltooien tegen de dag van Christus Jezus. God weet hoe vurig ik naar u allen verlang, met de innigheid van Christus Jezus zelf. En dit is mijn bede: moge uw liefde steeds rijker worden aan inzicht en fijngevoeligheid, om te kunnen onderscheiden waar het op aankomt.
Dan zult gij op de dag van Christus ongerept en onberispelijk zijn,verzadigd met de vrucht der gerechtigheid, die komt van Jezus Christus, tot eer en lof van God.
-Woord van de Heer. – Wij danken God.
vers voor het evangelie: Lc 3, 4 en 6
Alleluia.
Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht,
en heel de mensheid zal Gods redding zien. Alleluia.
Evangelie: Lc 3, 1-6
Heel de mensheid zal Gods redding zien.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
Het gebeurde in het vijftiende regeringsjaar van keizer Tiberius: Pontius Pilatus was landvoogd van Judea; Herodes gouverneur van het gewest Galilea; zijn broer Filippus gouverneur van het gewest Iturea en Trachonitis en Lysanias gouverneur van Abilene; Annas en Kajafas bekleedden het hogepriesterschap.
Toen kwam het woord van God over Johannes, zoon van Zacharias, die in de woestijn verbleef. Hij begon op te treden in heel de Jordaanstreeken een doopsel van bekering te preken tot vergeving van zonden,volgens de profetie, die geschreven staat in het boek van Jesaja: Een stem roept in de woestijn: bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht. Elk dal moet gevuld elke berg of heuvel geslecht worden;de kronkelpaden moeten recht, de ruwe wegen effen worden. Heel de mensheid zal Gods redding zien.
– Woord van de Heer. -Wij danken God.
Bron: https://dionysiusparochie.nl/lectionaria/deel-c-adventstijd/2e-zondag-van-de-advent-jaar-c/
Overweging:
Denk aan ons, heilige Voorloper!
Ik heb u, Voorloper, dag en nacht aangeroepen: wees mij behulpzaam, o goddelijke Doper, voor mij die in uw persoon een pleitbezorger bij de Schepper heb gewonnen, opdat ik van de bestraffing gered moge worden. U, het mooiste kind in de woestijn, de Voorloper, en de ware vriend van de Schepper, O Wijze, verlos mij door uw gebeden van alle schadelijke vriendschappen (…). Johannes, u die de Heer hebt gedoopt, corrigeer door uw voorspraak de onverbeterlijke persoon die ik ben en trek mij (…) uit het vuur dat eeuwig brandt. (…) Jonge scheut die de woestijn verblijdt, voorloper van Christus, ontwortel de nalatigheid die voortdurend in mij teruggroeit tot aan de wortels en verwaardig u om mij vruchten van berouw te laten voortbrengen. Het is een onvruchtbare baarmoeder die u draagt, meest luisterrijke Vrucht, u die de harten vruchtbaar hebt gemaakt die eens vruchteloos waren; maar met geloof roep ik tot u: “Doper, trek mijn vruchteloze gedachten uit! Engel van God, op goddelijke wijze kondigt een engel van tevoren aan uw vader uw geboorte aan: gedenk met hem ons op de dag des oordeels, opdat wij dan genade vinden, heilige Voorloper. In zijn sluwheid achtervolgt de boze vijand mij zonder uitstel; ontruk mij, o Allerheiligste, uit zijn hinderlagen en leid mij om de goddelijke wil van de Meester te doen, Moeder van God.
Vanuit: Getijdenboek uit de Sinaï (9e eeuw)
Stichères en Canon aan de voorloper, SC 486