Liturgie van het Woord van 30e zondag door het jaar B zondag 27-10-2024

 

De blinde antwoordde Jesus: “Rabboeni, maak dat ik zien kan!”. (Mc 10, 46-52).

eerste lezing:
Jer. 31, 7-9
Blinden en lammen haal ik terug vol medelijden.

Uit de profeet Jeremia.
Dit zegt de Heer: “Jubel van vreugde om Jakob,
juich om de heerser der volken; bazuin het rond, prijs God en zeg: de Heer heeft redding gebracht aan zijn volk, aan de rest van Israël. Ik haal hen terug uit het noorden, van het einde der aarde breng ik hen bijeen, ook de blinden en lammen, de zwangere en barende vrouwen. In dichte drommen keren zij terug. In tranen gingen ze heen; getroost leid Ik hen terug. Ik voer hen naar stromende beken over gebaande wegen waarop ze niet struikelen. Ik ben toch Israëls vader, en Efraïm is mijn eerstgeborene.”
Woord van de Heer. – Wij danken God.

tussenzang: Ps. 126 (125), 1-2ab, 2cd-3, 4-5, 6
Refrein:
Geweldig was het wat de Heer ons deed,
daarom zijn wij zo blij.

De Heer bracht Sions ballingen terug:
het was alsof wij droomden.
Toen lachten alle monden
en juichte elke tong.

Toen zei men bij de volken:
geweldig is het wat de Heer hen deed.
Geweldig was het wat de Heer ons deed;
daarom zijn wij zo blij.

Keer nu ons lot ten goede, Heer,
zoals een beek doet in de Zuid-woestijn.
Die onder tranen zaaien,
zij oogsten met gejuich.

Vol zorgen gaan zij uit
met zaaizakken beladen.
Maar keren zingend weer
beladen met hun schoven.

tweede lezing: Hebr. 5, 1-6
Gij zijt priester voor eeuwig, op de wijze van Melchisédek.

Uit de brief aan de Hebreeën.

Broeders en zusters, want elke hogepriester wordt genomen uit de mensen en aangesteld voor de mensen
om hen te vertegenwoordigen bij God en om gaven en offers op te dragen voor de zonden.
Hij is in staat onwetenden en dwalenden geduldig te verdragen, daar hij ook zelf aan zwakheid onderhevig is;
daarom moet hij als hij offers voor de zonden opdraagt,
even goed aan zijn eigen zonden denken als aan die van het hele volk.En niemand kan zich die waardigheid aanmatigen: men moet evenals Aäron door God geroepen worden. Ook Christus heeft zichzelf niet de eer van het hogepriesterschap toegekend; dat heeft God gedaan die Hem zei: “Gij zijt mijn zoon, Ik heb u heden verwekt.” En elders zegt hij: “Gij zijt priester voor eeuwig, op de wijze van Melchisédek.”

Woord van de Heer. – Wij danken God.

vers voor het evangelie: Joh. 14, 23
Alleluia.
Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden; mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen. Alleluia.

evangelie: Mc. 10, 46-52
Rabboeni, maak dat ik zien kan.

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus.

In die tijd kwam Jezus vergezeld van zijn leerlingen in Jericho. Maar toen ze, vergezeld van een flinke menigte,
weer uit Jericho wegtrokken, zat een blinde bedelaar langs de weg,Bartimeüs, de zoon van Timeüs. Zodra hij hoorde dat het Jezus de Nazarener was, begon hij luidkeels te roepen: “Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij!” Velen snauwden hem toe te zwijgen, maar hij riep nog veel harder: “Zoon van David, heb medelijden met mij!” Jezus bleef staan en zei: “Roept hem eens hier.” Ze riepen de blinde toe: “Heb goede moed! Sta op, Hij roept u.” Hij wierp zijn mantel af, sprong overeind en kwam naar Jezus toe. Jezus vroeg hem: “Wat wilt ge dat Ik voor u doe?” De blinde antwoordde Hem: “Rabboeni, maak dat ik zien kan!” En Jezus sprak tot hem: “Ga, uw geloof heeft u genezen.” Terstond kon hij zienen hij sloot zich bij Hem aan op zijn tocht.
Woord van de Heer. – Wij danken God.

Bron: https://dionysiusparochie.nl/lectionaria/deel-b-door-het-jaar/30e-zondag-door-het-jaar-b/

Overweging: “Rabboeni, dat ik zien zal”

In U, levende God, zijn mijn hart en mijn vlees opgesprongen van vreugde, en mijn ziel verheugt zich in U, mijn ware heil. Wanneer zullen mijn ogen U zien, God der goden, mijn God? God van mijn hart, wanneer zult U mij verheugen met het zien van de zoetheid van uw Gelaat? Wanneer zult U het verlangen van mijn ziel vervullen door het tonen van uw heerlijkheid? Mijn God, U bent mijn erfenis die ik uit alles heb gekozen, mijn kracht en mijn heerlijkheid! Wanneer zal ik uw macht binnengaan om uw kracht en uw heerlijkheid te zien? Wanneer zult U me, in plaats van de geest droefheid, bekleden met de mantel van de lofzang, opdat alle leden, verenigd met de engelen, U een offer van toejuiching aanbieden? God van mijn leven, wanneer zal ik het tabernakel van uw heerlijkheid binnengaan, om tot U te zingen in gezelschap van alle heiligen en vanuit mijn ziel en hart te verkondigen dat uw barmhartigheid voor mij heerlijk was? Wanneer zal het vangnet van deze dood scheuren, opdat mijn ziel U kan zien zonder bemiddeling? (…)  Wie zal met volle teugen genieten bij het zien van uw licht? Hoe zal het oog kunnen voldoende zijn om U te zien en het oor om U te horen, in de bewondering van de heerlijkheid van uw gelaat?

H.Gertruida van Helfta (1256-1301) benedictines
De Oefeningen, nr. 6 ; SC 127 

Bron: https://dagelijksevangelie.org/NL/gospel/2024-10-27