Liturgie van het Woord van 17e zondag door het jaar B zondag 28-07-2024

 

eerste lezing: 2 Kon. 4, 42-44
Zij zullen eten en overhouden.

Uit het tweede boek der Koningen.
In die dagen kwam er iemand uit Baäl-Salisa. In zijn tas bracht hij voor de man Gods als eerstelingen twintig gerstebroden en wat vers koren mee. Elisa zei: “Geef dit te eten aan de mannen.”
Zijn dienaar antwoordde: “Hoe kan ik dat nu voorzetten aan honderd man?” Maar hij herhaalde: Geef het de mannen te eten. Want zo spreekt de Heer: Zij zullen eten en overhouden.”
Nu zette hij het de mannen voor. Zij aten en hielden nog over zoals de Heer gezegd had.

  • Woord van de Heer. – Wij danken God.

tussenzang: Ps. 145 (144), 10-11, 15-16, 17-18
Refrein:
De ogen van allen zien hoopvol naar U,
gij geeft hun te rechter tijd spijs.

Uw werken zullen U prijzen, Heer,
uw vromen zullen U loven.
Zij roemen de glorie van uw heerschappij,
uw macht verkondigen zij.

De ogen van allen zien hoopvol naar U,
gij geeft hun te rechter tijd spijs.
Gij opent uw hand voor alles wat leeft,
voldoet aan al hun verlangens.

De Heer is rechtvaardig op al zijn wegen,
en heilig in al wat Hij doet.
Nabij is de Heer voor elk die Hem aanroept,
voor elk die oprecht tot Hem bidt.

tweede lezing: Ef. 4, 1-6
“Één lichaam, één Geest, één Heer, één geloof, één doop.”

 Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Efeze.
Broeders en zusters, Ik, de gevangene in de Heer, vraag u met aandrang: leidt een leven dat beantwoordt aan de roeping die gij van God ontvangen hebt, in alle deemoed en zachtheid, in lankmoedigheid, liefdevol elkaar verdragend.
Beijvert u de eenheid des Geestes te behouden door de band van de vrede: één lichaam en één Geest, zoals gij ook geroepen zijt tot een en dezelfde hoop, waarvoor Gods roeping borg staat.
Één Heer, één geloof, één doop. Één God en Vader van allen, die is boven allen, en met allen, en in allen.

  • Woord van de Heer.
  • Wij danken God.

vers voor het evangelie: Ef. 1, 17-18
Alleluia.  De Vader van onze Heer Jezus Christus verlichte ons innerlijk oog. Alleluia.

evangelie: Joh. 6, 1-15
Hij liet aan de aanzittenden zoveel uitreiken als ze maar wilden.

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes
In die tijd begaf Jezus zich naar de overkant van het meer van Galilea, bij Tiberias. Een grote menigte volgde Hem, omdat zij (de) tekenen zagen die Hij aan de zieken deed. Jezus ging de berg op en zette zich daar met zijn leerlingen neer. Het was kort voor Pasen, het feest van de Joden. Toen Jezus zijn ogen opsloeg en zag dat er een grote menigte naar Hem toekwam vroeg Hij aan Filippus: “Hoe moeten wij brood kopen om deze mensen te laten eten?” Dit zeide Hij om hen op de proef te stellen, want zelf wist Hij wel wat Hij ging doen. Filippus antwoordde Hem:
“Wil ieder ook maar een klein stukje krijgen, dan is voor tweehonderd denariën brood nog te weinig.” Een van de leerlingen, Andreas, de broer van Simon Petrus, merkte op: “Er is hier wel een jongen met vijf gerstebroden en twee vissen, maar wat betekent dat voor zo’n aantal?” Jezus echter zei:
“Laat de mensen gaan zitten”. Er was daar namelijk veel gras. Zij gingen dan zitten; het aantal mannen bedroeg ongeveer vijfduizend. Toen nam Jezus de broden en na het dankgebed gesproken te hebben, liet Hij ze uitdelen onder de mensen die daar zaten, alsmede de vissen, zoveel men maar wilde.
Toen ze verzadigd waren, zei Hij tot zijn leerlingen: “Haalt nu de overgebleven brokken op om niets verloren te laten gaan.” Zij haalden ze op en vulden van de vijf gerstebroden twaalf manden met brokken, welke door de mensen na het eten overgelaten waren. Toen de mensen het teken zagen, dat Hij had gedaan zeiden ze: “Dit is stellig de profeet, die in de wereld moet komen.”
Daar Jezus begreep, dat zij zich van Hem meester wilden maken om Hem mee te voeren en tot koning uit te roepen, trok Hij zich weer in het gebergte terug, geheel alleen.

  • Woord van de Heer. – Wij danken God.

Nguồn: https://dionysiusparochie.nl/lectionaria/deel-b-door-het-jaar/17e-zondag-door-het-jaar-b/

 Bezinning:  “Hij hult de hemel in wolken en zorgt dat het regent op aarde en dat het gras ontkiemt op de bergen” (Ps 147,8)
De wonderen die Jezus Christus verrichtte, zijn echte goddelijke werken. Ze maken dat de menselijke intelligentie God leert kennen door wat zichtbaar is, omdat onze ogen niet in staat zijn om Hem te zien omwille van hun natuur. Bovendien hebben de wonderen die God verricht om over het universum te heersen en de gehele schepping te rangschikken, hun waarde door de herhaling verloren, zodat bijna niemand de moeite neemt om op te merken wat een bewonderenswaardig en verbazingwekkend werk Hij realiseerde in welke minuscule graankorrel dan ook.
Daarom heeft Hij in zijn welwillendheid, zich voorgehouden om op bepaalde momenten bepaalde handelingen te verrichten, die buiten de gewone gang van zaken vallen. Zo blijven degenen die de dagelijkse wonderen veronachtzamen, stomverbaasd bij het zien van de werken die buiten de gewone vallen, en toch overtreffen deze de andere niet. Heersen over het universum is echt een groter wonder, dan vijfduizend mensen voeden met vijf broden! En toch verbaast niemand zich daarover…  Wie immers voedt ook vandaag nog het universum, behalve Degene die met enkele graankorrels, oogsten schept?
Christus heeft dus in God geschapen. Door zijn goddelijke kracht laat Hij uit een klein aantal graankorrels rijke oogsten voortkomen; door diezelfde kracht heeft Hij vijf broden vermenigvuldigd. De handen van Christus zijn vol met kracht; deze vijf broden waren als zaden die niet op aarde zijn geworpen, maar die vermenigvuldigd zijn door Degene die de hemel en de aarde heeft gemaakt.

H. Augustinus (354-430) bisschop van Hippo (Noord Afrika) en kerkleraar.
Commentaar op het evangelie van Johannes, 24,1 ; CCL 36, 244 (vertaling uit het Frans evangelizo.org)

Bron: https://dagelijksevangelie.org/NL/gospel/2024-07-28