Liturgie van het Woord van 7e Zondag door het jaar C zo 23-02-2025

Bemint uw vijanden, doet wel aan die u haten,… ” (Lc. 6, 27-38)

 eerste lezing: 1 Sam. 26, 2. 7-9. 12-13. 22-23

De Heer had u aan mij overgeleverd, maar ik heb de hand
niet willen slaan aan zijn gezalfde.

Uit het eerste boek Samuël.

          In die dagen begaf Saul zich met drieduizend uitgelezen Israëlieten op weg naar de woestijn van Zif om David daar te zoeken. David en Abisaï kwamen in de nacht bij het leger aan
en daar lag Saul in het wagenkamp te slapen. Zijn lans stond bij zijn hoofdeinde in de grond gestoken.
         Abner en zijn mannen lagen in een kring om hem heen. Toen zei Abisaï tot David: “Nu levert God uw vijand aan u over.
Laat mij hem met zijn eigen lans aan de grond priemen! Eén stoot en hij is er geweest!” Maar David zei tot Abisaï:
“Neen, dood hem niet! Wie slaat ongestraft de hand aan de gezalfde van de Heer?” David nam toen de lans en de waterkruik weg van het hoofdeinde van Saulen zij trokken zich terug.
Niemand zag het, niemand merkte iets, niemand werd wakker; iedereen sliep door, want de Heer had hen in een diepe slaap gedompeld. Toen David aan de overkant gekomen was, ging hij ver weg op een berg staan, zodat er een grote afstand tussen hen was. Hij riep Saul en zei: “Koning, hier is uw lans, laat een van uw mannen hem maar komen halen. De Heer zal ieders  rechtschapenheid en trouw vergelden, de Heer had u vandaag aan mij overgeleverd, maar ik heb de hand niet willen slaan aan zijn gezalfde.”
– Woord van de Heer. – Wij danken God.

tussenzang: Ps. 103 (102) 1-2, 3-4, 8 en 10, 12-13

Refrein:
De Heer is barmhartig en welgezind.

Verheerlijk, mijn ziel, de Heer,
zijn heilige Naam uit het diepst van uw wezen!
Verheerlijk, mijn ziel, de Heer,
vergeet zijn weldaden niet!

Hij is het die u uw schulden vergeeft,
die u geneest van uw kwalen.
Hij is het die u van de ondergang redt,
die u omringt met zijn gunst en erbarmen;

De Heer is barmhartig en welgezind,
lankmoedig en goedertieren.
Hij handelt met ons niet zoals wij verdienen,
vergeldt ons niet onze schuld.

Zo ver als de afstand van oost tot west,
zo ver verdrijft Hij van ons de zonde.
Zo zeer als een vader zijn kinderen liefheeft,
zo zeer heeft de Heer zijn dienaren lief.

tweede lezing: 1 Kor. 15, 45-49

Zoals wij het beeld van de aardse mens hebben gedragen,
zo zullen wij ook het beeld dragen van de hemelse mens.

Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte.

Broeders en zusters,
de eerste mens, Adam werd een levend wezen. De laatste Adam werd een levendmakende Geest. Maar het geestelijke komt niet het eerst; het natuurlijke gaat vooraf, daarna komt het geestelijke. De eerste mens, uit de aarde genomen, is aarde; de tweede is uit de hemel.
Zoals de eerste mens van aarde, zo zijn alle aardse mensen,
zoals de hemelse Mens, zo zullen alle hemelsen zijn.
En gelijk wij het beeld van de aardse mens hebben gedragen
zo zullen wij ook het beeld dragen van de hemelse Mens.
– Woord van de Heer.  -Wij danken God.

vers voor het evangelie: Joh. 15, 15b

Alleluia. Ik heb u vrienden genoemd, zegt de Heer,
want Ik heb u alles meegedeeld
wat Ik van de Vader heb gehoord. Alleluia.

evangelie: Lc. 6, 27-38

Weest barmhartig zoals uw Vader barmhartig is.

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Tot u die naar Mij luistert zeg Ik: Bemint uw vijanden, doet wel aan die u haten, zegent hen die u vervloeken en bidt voor hen die u mishandelen. Als iemand u op de ene wang slaat keer hem ook de andere toe; en als iemand uw bovenkleed van u afneemt belet hem niet ook uw onderkleed te nemen. Geef aan ieder die u iets vraagt, en als iemand wegneemt wat u toebehoort eis het niet terug. Zoals gij wilt dat de mensen u behandelen,moet gij ook hen behandelen. Als ge bemint wie u beminnen, wat voor recht op dank hebt ge dan? Ook de zondaars beminnen wie hen liefhebben. Als gij weldoet aan wie u weldaden bewijzen, wat voor recht op dank hebt ge dan? Dat doen de zondaars ook. Als gij leent aan hen van wie ge hoopt terug te krijgen, wat voor recht op dank hebt ge dan? Ook de zondaars lenen aan zondaars met de bedoeling evenveel terug te krijgen. Neen, bemint uw vijanden, doet goed en leent uit zonder er op te rekenen iets terug te krijgen.
Dan zal uw loon groot zijn, dan zult ge kinderen zijn van de Allerhoogste, die immers ook goed is voor de ondankbaren en slechten.
Weest barmhartig zoals uw Vader barmhartig is. Oordeelt niet, dan zult ge niet geoordeeld worden. Veroordeelt niet, dan zult ge niet veroordeeld worden. Spreekt vrij en gij zult vrijgesproken worden. Geeft en u zal gegeven worden: een goede, gestampte, geschudde en overlopende maat zal men u in de schoot storten.
De maat die gij gebruikt zal men ook voor u gebruiken.”
– Woord van de Heer. – Wij danken God.

Bron: https://dionysiusparochie.nl/lectionaria/deel-c-door-het-jaar/7e-zondag-door-het-jaar-c/

Overweging:  

    “Oordeelt niet en gij zult niet geoordeeld worden.” (Lc 6,37)

Hoeveel houdt U van de mensen, mijn God, U die hen verbiedt geoordeeld te worden en die hun oordeel voorbehoudt aan Uzelf, hun enige Vader, hun enige Meester, hun enige Rechter! Hoeveel houdt U van de mensen, U die wilt dat zij zo bemind worden door elkaar en die hen dit gebod geeft dat zo geschikt is om de wederzijdse achting tussen hen, de moeder van de liefde, te handhaven en hen zo van elkaar te laten houden!…
 Hoe goed bent U, U die hen zo graag aan U wil binden, zo graag Uw Liefde in hen wil ontwikkelen, en die hen dit gebod geeft dat zo geschikt is om Uw Liefde in hen te vestigen, en omdat het hun hart verzacht en voorkomt dat het bitter wordt ten opzichte van de mensen, het juist daardoor meer zoet maakt ten opzichte van U (want er is maar één hart, En ten tweede, omdat U door hun aandacht af te leiden van de daden van andere mensen, door hen te verbieden over hen te oordelen, het voor hen veel gemakkelijker maakt om al hun aandacht, al hun blik, al hun beschouwing, al hun liefde aan U alleen te wijden! Laten we niet oordelen: in gehoorzaamheid aan deze woorden van Jezus en zovele andere als deze… want we hebben het recht niet om dat te doen. “Waarom oordeelt u over andermans dienaar? (Rom 14,4) (…) Laten we uit goedheid een hart hebben dat zachtmoedig is, zoet, zonder bitterheid; dit hart is lankmoedig, oordeelt niet, wendt zijn ogen af van het kwade; de naastenliefde denkt niet na over het kwade; het gelooft alles, hoopt alles (1 Kor 13,7).

H. Charles de Foucauld (1858-1916) kluizenaar en missionaris in de Sahara: Over het Evangelie

Bron: https://dagelijksevangelie.org/NL/gospel/2025-02-23