
Liturgie van het Woord van 5e Zondag door het jaar C zo 09-02-2025

“Vaar nu naar het diepe en gooi uw netten uit voor de vangst.” (Lc 5, 1-11)
eerste lezing: Jes. 6, 1-2a. 3-8
Hier ben ik, zend mij.
Uit de Profeet Jesaja.
In het sterfjaar van koning Uzziahu zag ik de Heer,
gezeten op een hoge en verheven troon: zijn sleep bedekte heel de vloer van de tempel. Hij was omgeven met serafs; elk had zes vleugels,en ze riepen elkaar toe: “Heilig, heilig, heilig, de Heer der hemelse machten! Heel de aarde is vol van zijn glorie!” Het luide roepen deed de drempels schudden in hun voegen en het heiligdom stond vol rook.Toen riep ik: “Wee mij, ik ben verloren! Want ik ben een mens met onreine lippen, en ik woon te midden van een volk met onreine lippen,
en toch hebben mijn ogen de Koning, de Heer der hemelse machten, gezien!” Maar een van de serafs vloog naar mij toe met een gloeiende kool, die hij met een tang van het altaar genomen had; hij raakte mijn mond daarmee aan en sprak: “Nu dit uw lippen aangeraakt heeft, zijn uw zonden verdwenen, uw misstappen vergeven.” Daarop hoorde ik de Heer spreken: “Wie moet ik zenden? Wie zal voor ons gaan?” En ik antwoordde: “Hier ben ik, zend mij!”
– Woord van de Heer. – Wij danken God.
tussenzang: Psalm 138 (137) 1-2a, 2bc-3, 4-5, 7c-8
Refrein:
Ik zing voor U en alle hemelmachten.
U wil ik prijzen, Heer, uit heel mijn hart,
omdat Gij naar mijn bidden hebt geluisterd.
Ik zing voor U en alle hemelmachten
en werp mij neer, gebogen naar uw heiligdom.
U prijs ik om uw goedheid en uw trouw,
want uw belofte hebt Gij mateloos vervuld.
Wanneer ik tot U riep, hebt Gij mij steeds verhoord,
Gij hebt mij altijd nieuwe moed gegeven.
U zullen alle koningen der aarde eren
wanneer zij horen wat Gij tot hen zegt.
Ook zij zullen de daden van de Heer bezingen:
ja waarlijk, machtig is de grootheid van de Heer.
Steeds is uw uitgestrekte hand mijn redding:
de Heer voltooit voor mij al wat ik onderneem.
Uw goedheid, Heer, blijft duren zonder einde;
vergeet het maaksel van uw handen niet!
tweede lezing: 1 Kor. 15,1-11 of 15, 3-8. 11
Zo verkondigen wij en dat hebt gij geloofd.
Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte.
Broeders en zusters, In de eerste plaats dan heb ik u overgeleverd wat ik ook zelf als overlevering heb ontvangen, namelijk dat Christus gestorven is voor onze zonden, volgens de Schriften en dat Hij begraven is, en dat Hij is opgestaan op de derde dag, volgens de Schriften, en dat Hij verschenen is aan Kefas en daarna aan de Twaalf. Vervolgens is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, van wie de meesten nog in leven zijn, hoewel sommigen zijn gestorven.
Vervolgens is Hij verschenen aan Jakobus, daarna aan alle apostelen. En het laatst van allen is Hij ook verschenen aan mij, de misgeboorte. Maar of zij het nu zijn of ik, dát verkondigen wij en dàt hebt gij geloofd.
– Woord van de Heer. – Wij danken God.
vers voor het evangelie: Joh. 8, 12
Alleluia.
Ik ben het licht van de wereld, zegt de Heer.
Wie Mij volgt zal het licht des levens bezitten. Alleluia.
evangelie: Lc. 5,1-11
Zij lieten alles achter om Hem te volgen.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
Op zekere dag stond Jezus aan de oever van het meer van Gennesaret,terwijl de mensen op Hem aandrongen
om het woord Gods te horen. Hij zag nu twee boten liggen aan de oever van het meer; de vissers waren eruit gegaan en spoelden hun netten.Hij stapte in een van de boten, die van Simon, en vroeg hem een eindje van wal te steken. Hij ging zitten en vanuit de boot vervolgde Hij zijn onderricht aan het volk. Toen Hij zijn toespraak had geëindigd, zei Hij tot Simon: “Vaar nu naar het diepe en gooi uw netten uit voor de vangst.” Simon antwoordde: “Meester, de hele nacht hebben we gezwoegd zonder iets te vangen; maar op uw woord zal ik de netten uitgooien.” Ze deden het en vingen zulk een massa vissen in hun netten, dat deze dreigden te scheuren. Daarom wenkten ze hun maats in de andere boot om hen te komen helpen. Toen die gekomen waren,vulden zij de beide boten tot zinkens toe.
Bij het zien daarvan viel Simon Petrus Jezus te voet en zei: “Heer, ga van mij weg, want ik ben een zondig mens.” Ontzetting had zich meester gemaakt van hem
en van allen die bij hem waren, vanwege de vangst die ze gedaan hadden. Zo verging het ook Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, die met Simon samenwerkten. Jezus echter sprak tot Simon:
“Wees niet bevreesd, voortaan zult ge mensen vangen.” Ze brachten de boten aan land en lieten alles achter om Hem te volgen.
– Woord van de Heer. – Wij danken God.
Bron: https://dionysiusparochie.nl/lectionaria/deel-c-door-het-jaar/5e-zondag-door-het-jaar-c/
Overweging: Hij roept je bij je naam
God kijkt naar je, wie je ook bent. Hij “roept je bij je naam”. Hij ziet je en Hij begrijpt je, Hij heeft je gemaakt. Alles wat er in je is, dat weet Hij: alle gevoelens en al je eigen gedachten, je neigingen, je smaak, je kracht en je zwakte. Hij ziet je op vreugdevolle dagen evenals in droevige dagen: Hij deelt je hoop en je verleidingen; Hij neemt al je angsten en herinneringen ter harte, evenals alle enthousiasme en alle geestelijke wanhoop; Hij heeft de haren op je hoofd geteld. (…) Hij heeft zijn armen om je heen gelegd en ondersteunt je; Hij richt je op of laat je rusten. Hij schouwt je gelaat, je glimlach en je tranen, je gezondheid en je ziekte. Hij kijkt met tederheid naar je handen en je voeten, Hij hoort je stem, het slaan van je hart en zelfs je adem. (…)
Je bent een vrijgekocht en geheiligd menselijk wezen, zijn aangenomen kind. Hij heeft je de gaven van een gedeelte van zijn heerlijkheid en van deze zegen gegeven die eeuwig stroomt uit de Vader naar zijn eniggeboren Zoon. Je bent gekozen om van Hem te zijn. (…) Wat is de mens, die wij zijn, die ik ben, opdat de Zoon van God zo’n grote zorg voor mij heeft? Wie ben ik, dat Hij me verheven heeft (…) boven de engelen, de oorspronkelijke substantie van mijn ziel omgevormd, mij herschapen heeft – ik die al vanaf mijn jeugd een zondaar ben- en dat Hij van mijn hart zijn woning heeft gemaakt, van mij zijn tempel?
(Bijbelse referenties: Joh 10,3; Mt 10,30; Ps 8,5; cf Gn 8,21, Ps 51,7; 1Kor 3,16)
H. kardinaal John Henry Newman (1801 – 1890) theoloog, stichter van het Oratorium in Engeland: Sermon « A Particular Providence as Revealed in the Gospel » PPS vol. 3, nr. 9