Liturgie van het Woord van 31e zondag door het jaar B zondag 03-11-2024

 

Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel, geheel uw verstand en geheel uw kracht en uw naaste beminnen als uzelf ” (Mc 12, 28b-34).

eerste lezing: Deut. 6, 2-6
Luister Israël, gij moet de Heer uw God beminnen met 
heel uw hart.

Uit het boek Deuteronomium.
Mozes sprak tot het volk en zei: “Vrees de Heer uw God
door al zijn voorschriften en geboden na te komen,
die ik u opleg. Luister dan, Israël, en volbreng ze nauwgezet.
Dan zult ge gelukkig zijn en talrijk worden in het land van melk en honing dat de Heer, de God van uw vaderen, u heeft beloofd.
Luister, Israël, de Heer is onze God, de Heer alleen!
Gij moet de Heer uw God beminnen met heel uw hart,
met heel uw ziel en met al uw krachten. De geboden, die ik u heden voorschrijf, moet ge in uw hart prenten.”
–  Woord van de Heer.
 – Wij danken God.

 tussenzang: Ps. 18 (17), 2-3a, 3bc-4, 47 en 51ab
Refrein:
Heer, U heb ik lief, mijn sterkte zijt Gij,
mijn toevlucht, mijn burcht, mijn bevrijder.

Heer, U heb ik lief, mijn sterkte zijt Gij,
mijn toevlucht, mijn burcht, mijn bevrijder.
Mijn God, de rots waar ik toevlucht vind,
mijn schild, mijn behoud en bescherming.

Wanneer ik de Heer aanroep, Hij zij geprezen,
dan doet geen vijand mij kwaad.
Want golven van doodsgevaar sloten mij in,
een stortvloed van onheil maakte mij angstig.

De Heer zij geprezen, gezegend mijn rots,
verheerlijkt zij God, mijn verlosser.
Want Gij hebt uw koning de zege geschonken,
uw gunsten bewezen aan uw gezalfde.

tweede lezing: Hebr. 7, 23-28
Christus’ priesterschap is onvergankelijk, omdat Hij in 
eeuwigheid blijft.

Uit de brief aan de Hebreeën.
Broeders en zusters, in het eerste verbond moesten meerderen priester worden, omdat de dood hen belet in functie te blijven; maar Jezus’ priesterschap is onvergankelijk, omdat Hij in eeuwigheid blijft. Daarom is Hij ook in staat hen voor altijd te redden die door zijn tussenkomst God naderen, daar Hij altijd leeft om voor hen te pleiten. Zulk een hogepriester hadden wij ook nodig; een die heilig is, schuldeloos, onbesmet, afgescheiden van de zondaars, hoog verheven boven de hemelen. Hij hoeft ook niet, zoals de hogepriesters, elke dag opnieuw eerst voor zijn eigen zonden offers op te dragen en daarna voor die van het volk, want dit heeft Hij eens voor al gedaan, toen Hij zichzelf ten offer bracht. De wet stelt als hogepriester mensen aan, met zwakheid behept; maar de eed, die uitgesproken is ná de wetgeving, wijst de Zoon aan, die volmaakt is in eeuwigheid.
– Woord van de Heer. – Wij danken God.

vers voor het evangelie: Joh. 14, 6
Alleluia.
Ik ben de weg, de waarheid en het leven, zegt de Heer.
Niemand komt tot de Vader tenzij door Mij. Alleluia.

evangelie: Mc. 12, 28b-34
Dit is het eerste gebod. Het tweede is eraan gelijk.

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus
In die tijd trad een schriftgeleerde op Jezus toe en legde Hem de vraag voor: “Wat is het allereerste gebod?” Jezus antwoordde:“Het eerste is: Hoor, Israël! De Heer onze God is de enige Heer. Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart,geheel uw ziel, geheel uw verstand en geheel uw kracht. Het tweede is: Gij zult uw naaste beminnen als uzelf.
Er is geen ander gebod voornamer dan die twee.” Toen zei de schriftgeleerde tot Hem: “Juist, Meester, terecht hebt Ge gezegd: Hij is de enige, en er bestaat geen andere buiten Hem; en Hem beminnen met heel zijn hart, heel zijn verstand en heel zijn kracht en de naaste beminnen als zichzelf, dat gaat boven alle brand- en slachtoffers.” Omdat Jezus zag dat hij wijs gesproken had, zei Hij hem: “Gij staat niet ver af van het Koninkrijk Gods.” En niemand durfde Hem nog een vraag stellen.
– Woord van de Heer. – Wij danken God.

Bron: https://dionysiusparochie.nl/lectionaria/deel-b-door-het-jaar/31e-zondag-door-het-jaar-b/

Overweging:
Het zaad van liefde in ons ontwikkelen
De liefde van God kan niet aangeleerd worden. Niemand heeft ons geleerd om van het licht te genieten of om het leven boven alles te stellen; niemand heeft ons geleerd om van degenen te houden die ons gebaard of grootgebracht hebben. Op dezelfde manier, of liever met nog meer reden, is het geen uitwendige leer die ons leert God lief te hebben. In de natuur zelf van levende wezens – en daarmee bedoel ik menselijke wezens – zit een kiem die het principe van dit vermogen om lief te hebben in zich draagt. Het is aan de leerschool van Gods geboden om deze kiem te verzamelen, ijverig te cultiveren, zorgvuldig te voeden en tot ontplooiing te brengen door goddelijke genade. Voor zover de Heilige Geest ons daartoe de kracht wil geven, zullen wij trachten, met de hulp van God en jullie gebeden, de vonk van goddelijke liefde die in jullie verborgen is, aan te wakkeren. (…) Door deze vermogens loyaal en gepast te gebruiken, leven we in deugd; door ze daarentegen van hun doel af te wenden, worden we meegesleept in het kwaad. Dit is in feite de definitie van ondeugd: het misbruik, in strijd met de geboden van de Heer, van de vermogens die God ons voor het goede gegeven heeft, en dit is bijgevolg de definitie van deugd die God van ons eist: het gewetensvolle gebruik van deze vermogens volgens het bevel van de Heer. Dit gezegd hebbende, zullen we hetzelfde zeggen over de naastenliefde. Toen we het gebod van liefde van God ontvingen, bezaten we onmiddellijk, vanaf onze oorsprong, het natuurlijke vermogen om lief te hebben.

 H. Basilius (ca 330-379)
monnik en bisschop van Caesarea in Cappadocië, kerkleraar: Grote regels, Quest. 2

Bron: https://dagelijksevangelie.org/NL/gospel/2024-11-03